Platichthys flesus (Linnaeus, 1758)
Bot
Uiterlijke kenmerken Lengte tot 55 cm. De bek en de ogen van deze platvis staan scheef aan één kant van de kop, meestal aan de rechterzijde van het lichaam. De rug- en anaalvin zijn zeer lang. Op de zijlijn en aan de basis van rug- en anaalvin zitten kleine beenknobbeltjes, die ruw aanvoelen als je hierover van staart naar kop strijkt. Lijkt niet op andere vissen vanwege zijn zeer platte lichaam met beide ogen aan één kant.
Verspreiding Vrij zeldzaam. Komt voor in zee en in brakke tot zoete wateren, die in zee uitmonden. Trekt als één- of tweejarige vis de zeeopeningen in.
Habitat Katadroom. Leeft vooral in de estuaria, trekt niet ver de open zee op. Vooral jonge bot zwemt ver de rivieren en de daarmee in verbinding staande wateren op, ook al is dat water volkomen zoet. Na de afsluiting heeft de bot zich in het IJsselmeer weten te handhaven.
Levenswijze Paait in echt zout zeewater in de Noordzee van februari tot en met mei. Een vrouwtje legt 400.000 tot 2.000.000 eieren. Aanvankelijk zien de jonge visjes er "normaal" uit. Net lichaam wordt echter steeds meer zijdelings platgedrukt en tegelijkertijd trekt het ene oog naar de andere kant, waardoor het uiteindelijk het uiterlijk van een volwassen bot krijgt.
Voedsel De jonge larve/ vis eet hoofdzakelijk fijn, zwevend dierlijk plankton. Zodra het diertje is afgeplat begint het zijn levenswijze op de bodem en gaat over op het eten van bodemorganismen. Hoofdzakelijk kleine kreeftachtigen, wormpjes en kleine vis.
Wetgeving en bescherming Opgenomen in de Visserijwet. |