921a. Bladen gaafrandig, soms getand. Bloemkroon 4-spletig. Randbloemen niet stralend. Buitenkelk met kruidachtige, 4-tandige zoom. Blauwe knoop. | ||
921b. Bladen meestal veerlobbig tot -delig. Bloemkroon 5-spletig. Randbloemen stralend. Buitenkelk met vliezige, soms kraakbenige, klok- of stervormige zoom. Duifkruid. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6a. Bloemen niet in een hoofdje geplaatst. --> 7
7a. Bloemen met 2 kransen bloembekleedsels (kelk en kroon) die in vorm en/of kleur duidelijk van elkaar verschillen (zie Figuur). --> 8
8b. Kroonbladen ten minste aan de voet met elkaar vergroeid (zie Figuur hiernaast). (Kroon na de bloei blijvend of in zijn geheel - en dan samen met de meeldraden - afvallend; meeldraden bijna altijd op de bloemkroonbuis ingeplant). --> 910
910a. Bloemen 2-slachtig. --> 911
911a. Vruchtbeginsel onderstandig of halfonderstandig. --> 912
912b. Bladen tegenoverstaand of in kransen. --> 915
915a. Bladen tegenoverstaand. Bloemen niet lila-achtig. Familie Caprifoliaceae - Kamperfoeliefamilie. --> 916
916a. Kruiden of kruipende dwergstruiken. --> 917
917a. Meeldraden 4 of 5. --> 918
918a. Bloemen in hoofdjes, aan de voet met een gemeenschappelijk omwindsel. Rechtopstaande, kruidachtige planten. --> 919
919a. Planten niet stekelig. Binnenkelk in tanden of borstels eindigend. --> 920
920a. Bloemhoofdjesbodem met talrijke stroschubben (schutbladen) bezet, kaal. Buitenkelk gegroefd. Binnenkelk met 4 of 5 borstels. --> 921