707a. Wortelbladen met diep gegroefde, goot-vormige steel, 3-voudig geveerd, met ongelijk getande blaadjes; eind-blaadje ongedeeld, aan de voet meestal niet aflopend. Stengel gestreept. Stijlen al bij de bloei verlengd, meestal langer dan stijlkussen, bij de vrucht 3x zo lang. Vrucht 4-5 mm lang. Vruchtwand niet in 2 lagen te verdelen. Kroonbladen wit of rozig. Plant donkergroen, niet sterk riekend. Gewone engelwortel. | ||
707b. Wortelbladen met rolronde, buisvormige steel, 2- of 3-voudig geveerd, met ongelijk stekelig gezaagde blaadjes; eindblaadje vaak 3-lobbig. Stengel gegroefd. Stijlen bij de bloei kort, meestal korter dan het grote stijlkussen, bij de vrucht 2x zo lang. Vrucht 6-8 mm lang; vruchtwand bij rijpheid in 2 lagen verdeeld. Kroonbladen groenachtig wit. Plant lichtgroen, sterk riekend. Grote engelwortel. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6a. Bloemen niet in een hoofdje geplaatst. --> 7
7a. Bloemen met 2 kransen bloembekleedsels (kelk en kroon) die in vorm en/of kleur duidelijk van elkaar verschillen (zie Figuur). --> 8
8a. Kroonbladen tot aan de voet vrij van elkaar. (Elk kroonblad apart afvallend; meeldraden zelden op de kroonbladen ingeplant). --> 9
9a. Bloemen 2-slachtig --> 10
10a. Stengel zonder stekels. --> 11
11b. Vruchtbeginsel(s) onderstandig of halfonderstandig. --> 655
655a. Kelk en/of kroon 2-, 4- of meerbladig of -delig. --> 656
656a. Stijlen 2. --> 657
657a. Bladsteel aan de voet van de bladschijf aangehecht. Bloemen alleenstaand of in trossen, aren of samengestelde schermen. --> 658
658b. Bloemen in schermen of in hoofdjes. Meeldraden 5. Zaad 1 per hok. Familie Apiaceae - Schermbloemenfamilie --> 665
665a. Schermbloemen in bloei. --> 666
666a. Bladen kruidachtig, niet distelachtig noch snijdend scherp gezaagd. --> 667
667a. Bovenste bladen niet stengelomvattend, met bladschede. --> 668
668a. Alle bladen 1-4-voudig geveerd, soms 3-tallig en dan de blaadjes van de 1e orde duidelijk gesteeld. --> 669
669a. Omwindselbladen ongedeeld of afwezig, omwindselblaadjes soms gespleten. --> 670
670a. Onderste bladen niet consequent 3-tallig geveerd; indien met 3 blaadjes van de 1e orde, dan blaadjes van de 2e orde minstens 5-tallig. --> 671
671b. Onderste bladen (de eventueel aanwezige ondergedoken bladen niet meegerekend) hetzij enkel geveerd en dan met tot aan de voet ingesneden smalle slippen, óf 2-meervoudig geveerd. --> 692
692a. Bladslippen niet zeer smal, minstens 1 mm breed. --> 693
693a. Stengelvoet nagenoeg op grondniveau, de onderste bladen aan of boven het grondoppervlak aangehecht. --> 694
694a. Omwindselbladen 0-2(-3). --> 695
695a. Omwindselblaadjes 3 of meer. --> 696
696a. Vruchtbeginsel kaal of kort stekelharig (loep!). --> 697
697a. Omwindselblaadjes ongedeeld. Vruchtbeginsel niet of kort gesnaveld. --> 698
698a. Vruchtbeginsel hoogstens 2x zo lang als breed. --> 699
699a. Omwindselblaadjes alzijdig. --> 700
700b. Blaadjes van de laatste orde groot, hartvormig tot eirond en 2-3 cm breed, of lijnlancetvormig en tot 6 cm lang. --> 706
706b. Blaadjes scheef hartvormig tot eirond. --> 707