2430a. Bladen 1-2,5 cm lang, heldergroen. Zaadschubben met gave of gegolfde rand, vaak 2-toppig. Kegels 10-15 (-18) cm lang. Fijnspar. | ||
2430b. Bladen 2-3 cm lang, opvallend blauwgroen. Zaadschubben met uitgebeten rand. Kegels 6-10 cm lang. Blauwe spar. | ||
1b. Meer dan 50 cm hoge struiken of bomen (zie Figuur). --> 2304
2304a. Bladen aanwezig. --> 2305
2305a. Geen klimmende of windende plant. --> 2306
2306a. Blad enkelvoudig, soms lijnvormig in bundels bijeen of schubvormig langs vertakkende twijgen. --> 2307
2307a. Bladrand minder dan een derde ingesneden. --> 2308
2308b. Bladen hetzij schubvormig, hetzij naald- tot lijnvormig én hoogstens 3 mm breed. --> 2418
2418a. Bladen verspreid, tegenoverstaand of in kransen rond de tak geplaatst. --> 2419
2419a. Twijgen niet in een stekelpunt eindigend, bladen soms wel. --> 2420
2420a. Bladen verspreid. --> 2421
2421a. Bladen lijnvormig. --> 2422
2422b. Twijgen reeds na enkele maanden bruin wordend zodat 1-jarige twijgen nooit groen zijn. Zaden in kegels. Familie Pinaceae - Dennenfamilie. --> 2423
2423a. Bladen alleenstaand, zonder schede. --> 2424
2424a. Twijgen reeds na enkele maanden bruin wordend, zodat 1-jarige twijgen nooit groen zijn. Zaadschubben verhout, een kegel vormend, zaad zonder vlezig omhulsel. --> 2425
2425a. Bladen met versmalde voet zittend. --> 2426
2426a. Twijgen met schuin uitstekende bladkussens, twijg daardoor ruw; bij het aftrekken van het blad gaat het bladkussen als een bruin vlaggetje mee. Kegels hangend, in hun geheel afvallend. --> 2427
2427a. Bladkussens tot de lagere naalden aflopend, twijg daardoor veelkantig. Knoppen stomp. Dekschubben onder de zaadschubben verborgen, gaafrandig. --> 2428
2428a. Bladen op doorsnede 4-hoekig, aan alle zijden met een witte streep. --> 2429
2429a. Bladen 10-30 mm lang, met harde, stekende top. --> 2430