2360a. Bladen 0,5-2 cm lang, opvallend in 2 rijen geplaatst; bladsteel korter dan 3 mm. Vlakke dwergmispel. | ||
2360b. Bladen 3-7 cm lang, niet opvallend in 2 rijen geplaatst; bladsteel langer dan 5 mm. Sporkehout. | ||
1b. Meer dan 50 cm hoge struiken of bomen (zie Figuur). --> 2304
2304a. Bladen aanwezig. --> 2305
2305a. Geen klimmende of windende plant. --> 2306
2306a. Blad enkelvoudig, soms lijnvormig in bundels bijeen of schubvormig langs vertakkende twijgen. --> 2307
2307a. Bladrand minder dan een derde ingesneden. --> 2308
2308a. Bladen niet schub- of naaldvormig; indien lijnvormig dan altijd breder dan 3 mm. --> 2309
2309a. Bladen verspreid. --> 2310
2310a. Stekels of doorns afwezig. --> 2311
2311a. Merendeel van de zijnerven ruim vóór de bladrand afbuigend. --> 2312
2312b. Bladrand geheel gaafrandig. --> 2356
2356a. Bladonderzijde kaal of slechts spaarzaam behaard, voornamelijk op de nerven. --> 2357
2357a. Bladen kruidachtig, in de herfst afvallend; indien wintergroen dan korter dan 2 cm. --> 2358
2358a. Bladen 1,5-2,5x zo lang als breed. Jonge twijgen kaal of kort behaard. --> 2359
2359a. Jonge twijgen kort behaard. --> 2360