1605a. Basale deel van de middelste omwindselbladen (1,6-)1,7-2,5 mm breed. Hoofdjes van het eindstandige deel van de bloeiwijze 2,5-4 cm breed; alle hoofdjes aan het eind van de takken ongesteeld. Binnenste omwindselbladen 1-6 mm langer dan de bloemen. Bloemkroon kaal. Bosklit. | ||
1605b. Basale deel van de middelste omwindselbladen 0,6-1,6 mm breed. Hoofdjes van het eindstandige deel van de bloeiwijze 1,5-3 cm breed, al of niet gesteeld. Gewone klit. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6b. Bloemen in een hoofdje, al of niet voorzien van een gemeenschappelijk omwindsel (Bloemen dicht opeen geplaatst en zittend of kort gesteeld, samen in een plat vlak of bolvormig gerangschikt, zie Figuur). --> 1473
1473a. Bladen niet hard en leerachtig. --> 1474
1474a. Hoofdjes zonder 4 witte kroonbladachtige schutbladen aan de voet. --> 1475
1475a. Bladen tegenoverstaand, verspreid of alle in een rozet, zelden in kransen van 3. --> 1476
1476a. Stengel niet telkens in 2 even lange takken gesplitst. --> 1477
1477a. Bloemen heldergekleurd, niet én klein én viltig. --> 1478
1478a. Afzonderlijke bloemen van het hoofdje hetzij met een normale 4- of 5-bladige of -lobbige kelk, hetzij zonder kelk, hetzij met een uit haren, schubben of tanden bestaand omhulsel dat echter het vruchtbeginsel niet omsluit. --> 1479
1479a. Hoofdjes ten minste aan de onderzijde met 5 of meer schutbladen (samen het ‘omwindsel’ genaamd) die soms geheel of deels met elkaar vergroeid zijn. --> 1480
1480a. Hoofdjes niet in schermen geplaatst. --> 1481
1481a. Kroonbladen ten minste onderaan tot een buis vergroeid óf bloemkroon in 5 lijnvormige blauwe slippen gedeeld. --> 1482
1482a. Hoofdjes aan de voet zonder vliezige, omlaag gerichte schede. --> 1483
1483b. Helmknoppen tot een, de stijl nauw omsluitend, buisje vergroeid (bij randstandige bloemen zijn de meeldraden soms afwezig); buisje in de bloemkroonbuis verborgen of daar deels uitstekend. Familie Asteraceae - Composietenfamilie. --> 1485
1485a. Hoofdjes later dan de bladen verschijnend. --> 1486
1486a. Elk hoofdje, ten minste in het midden, met buisvormige (4- of) 5-tandige bloemkronen, daarnaast al of niet met lintvormige. Planten zonder melksap. --> 1487
1487a. Bladen alle verspreid of alle in een rozet. --> 1488
1488a. Afzonderlijke bloemen hoogstens met een enkele (stro-)schub aan de voet of vrijstaand op de bloemhoofdjesbodem; hoofdjes meerbloemig. --> 1489
1489b. Omwindselbladen (de binnenste soms uitgezonderd) alle in een harde (soms gedeelde) stekelpunt uitlopend, of op de rugzijde met talrijke stekels. --> 1578
1578a. Omwindselbladen op de rug ongestekeld, aan de top in een al of niet handvormig gedeelde stekel uitlopend. Hoofdjes (vrij) groot, paarsrood, roze of (bruinachtig of oranje-)geel. --> 1579
1579b. Bladen ongestekeld of alleen aan de top met een stekelpunt, gaafrandig of veerdelig en scherp gezaagd. --> 1595
1595b. Omwindselbladen (de binnenste soms uitgezonderd) met haakvormig naar binnen gekromde top. Bladen ongedeeld, groot en rondachtig. --> 1603
1603a. Binnenste omwindselbladen naar de top geleidelijk smaller wordend en daar minder dan 1/4 mm breed. Bloemkroon kaal of met korte klierharen bezet. --> 1604
1604a. Bladsteel van de rozetbladen aan de voet hol. Hoofdjes tros- of aarvormig gerangschikt (Figuur a), zittend tot lang gesteeld, kaal tot dicht spinnewebachtig behaard. Omwindselbladen al dan niet paars aangelopen. --> 1605