1114a. Vruchtstelen weinig langer dan de vruchtkelk. Doosvrucht langer dan breed, tot hoogstens 1/8 ingesneden. Vroege ereprijs. | ||
1114b. Vruchtstelen 2-3 x zo lang als de vruchtkelk. Doosvrucht breder dan lang, insnijding tot 1/2 diep. Steentijmereprijs. | ||
1a. Kruiden óf planten met alleen onderaan houtige takken óf minder dan 50 cm hoge struiken (halfstruiken). --> 2
2a. Land- of waterplanten, in het laatste geval in de bodem wortelend en met boven het water uitstekende bladen of bebladerde stengels. --> 3
3a. Planten met bloemen met stampers en/of meeldraden. Voortplanting door middel van zaden. --> 4
4a. Stengel en/of bladen met bladgroen. --> 5
5a. Planten niet gras- of biesachtig; indien de bladen lint- of buisvormig, dan met heldergekleurde bloemen. --> 6
6a. Bloemen niet in een hoofdje geplaatst. --> 7
7a. Bloemen met 2 kransen bloembekleedsels (kelk en kroon) die in vorm en/of kleur duidelijk van elkaar verschillen (zie Figuur). --> 8
8b. Kroonbladen ten minste aan de voet met elkaar vergroeid (zie Figuur hiernaast). (Kroon na de bloei blijvend of in zijn geheel - en dan samen met de meeldraden - afvallend; meeldraden bijna altijd op de bloemkroonbuis ingeplant). --> 910
910a. Bloemen 2-slachtig. --> 911
911b. Vruchtbeginsel bovenstandig. --> 935
935a. Meeldraden 10 of minder, vrij of alleen aan de voet met elkaar vergroeid. --> 936
936b. Kroonslippen ongelijk van vorm en grootte (zie Figuur b, c). --> 1039
1039a. Bloembladen zonder spoor aan de voet. --> 1040
1040a. Meeldraden vrij van elkaar. Kelkslippen groen. --> 1041
1041a. Meeldraden 2-4, soms ook nog 1-3 gereduceerde meeldraden aanwezig. --> 1042
1042a. Vruchtbare meeldraden 2 of 4, soms ook nog 1-3 gereduceerde meeldraden aanwezig. Kelk 4- of 5-tallig. --> 1043
1043a. Stijl aan de top van het vruchtbeginsel geplaatst. --> 1044
1044a. Vruchtbeginsel 2-hokkig, in de vruchttijd met 2 kleppen of poriën openspringend. Stijl niet verbreed, niet scheef eindigend, met 1 stempel of 2 gelijke stempellobben. --> 1045
1045b. Meeldraden uitstekend. --> 1086
1086b. Bloemkroon vlak uitgespreid. Familie Plantaginaceae - Weegbree-familie. --> 1087
1087a. Landplant, óf waterplant met op doorsnee ronde bladen. --> 1088
1088a. Kroonbuis zonder spoor of uitzakking aan de voet. --> 1089
1089b. Meeldraden uitstekend. --> 1093
1093b. Bladen tegenoverstand of bovenaan verspreid maar dan nooit lijnvormig. Bloemen blauw, wit of roze. --> 1095
1095b. Bloeiwijze niet of nauwelijks afgescheiden van de rest van de plant; bloemen alleenstaand (of soms met 2 bijeen) in de oksel van gewone bladen of van schutbladen waarvan de onderste nauwelijks van de gewone bladen verschillen, terwijl de overige naar de top geleidelijk kleiner worden. --> 1106
1106a. Kelkslippen aan de voet niet of nauwelijks hartvormig, elkaar in de vruchttijd niet of nauwelijks opzij duwend. --> 1107
1107a. Alle stengelbladen gaafrandig tot getand. --> 1108
1108a. Bloemsteel in vruchttijd minder dan 1,5x zo lang als het (schut)blad. Bloemkroon hoogstens 8 mm breed. Stijl tot 1,5(-1,8) mm lang, korter of langer dan de inkeping op de doosvrucht. Vruchtlobben omhoog gericht, de insnijding tussen de lobben daardoor nauw. --> 1109
1109a. Plant behaard, bovenaan ook met klierharen. Bladen gekarteld. --> 1110
1110b. Vruchtstelen rechtopstaand. --> 1113
1113a. Schutbladen korter dan tot ca. even lang als de vruchtstelen. --> 1114