Beuk SL. 0513
Fagus sylvatica L. Familie Fagaceae.
Diagnostische kenmerken Bladen ongedeeld, elliptisch of eirond, ondiep gegolfd-getand, gewimperd, overigens kaal. Mannelijke bloeiwijzen hangend. Knoppen spoelvormig, zeer spits, aan het eind van een twijg alleenstaand, met vele schubben. Vruchten 2(-3) bijeen in een stekelig omhulsel, met 4 kleppen openspringend. Schors grauw, tamelijk glad.
Hoogte bloeiende plant Tot 30,00 m. Bloeitijd Mei. Levensvorm Fanerofyt.
Standplaats Op vochtige tot vrij droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkrijke grond in loofbossen.
Zeldzaamheid en verspreiding Algemeen, voornamelijk in het Subcentreuroop district, het Gelders district, het Kempens district en het Renodunaal district. Ook veel aangeplant. KFK 888.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s): Pagina 2365 |